Voor iedere Vredesweek maakt Len Munnik een cartoon. Bij het thema van 2024 is een moeder te zien die een kind omhooghoudt, terwijl zij op de loop van een tank staat die onder het gewicht van haar overtuigingskracht de grond in wordt gebogen. Die overtuigingskracht zit dáárin, dat zij de bestuurder van de tank dwingt om haar kind aan te kijken. Stop met schieten, kijk dit kind in de ogen!
Het jaarthema van de Vredesweek staat erboven, maar dat is eigenlijk voor de vorm: Samen vrede. Nú! De tekening en de woorden geven de urgentie weer die de roep om vrede in deze oorlogszuchtige tijd heeft. Stop in ieder geval met schieten: er gaan mensen dood – mannen, vrouwen kinderen, jongeren en ouden van dagen. Het zijn er zoveel dat de statistieken kil en onmenselijk zijn. Maar is het mogelijk je altijd, afgestompt, af te sluiten voor de gezichten op de oorlogsbeelden? De ogen van de moeder die haar zoon verloor? De broer die zijn jonge zusje verloor, zijn armen ontredderd opgeheven? De neef die zijn hoogbejaarde oom in een kruiwagen van links naar rechts evacueert – en morgen weer van rechts naar links? Vrede nú! Ja, vrede heeft de hoogste urgentie. Al was het maar die armste vorm van vrede, de vorm van ‘geen oorlog’.
De vorm van ‘geen oorlog’
Nederlanders, ook doopsgezinden, zijn onderling verdeeld over de vraag wie van de partijen schuld heeft, of de grootste onschuld. En wie publiekelijk wie mag, of moet, veroordelen en wie zich stil moet houden. Dat lijkt mij het soort achterhoedegevechten waar de hoogbejaarde man in de kruiwagen niet mee geholpen is. Noch de man of vrouw in het gevechtsvliegtuig die de bommen boven zijn dorp loslaat. Onze debatten en discussies getuigen van machteloosheid en een onvermogen om een gesprek te voeren dat voorbij de snelle patstelling reikt. We zijn goed geworden in razendsnel polariseren.
De kunst van de dialoog verstaan we daarentegen steeds minder. De kunst waarin je verschillen niet gelijk tot breekpunten verheft en elkaar beter probeert te verstaan. De kunst ook van het verwoorden van je gevoelens en dilemma’s. Natuurlijk, het gaat ergens om, om de meest wezenlijke dingen zelfs. Om de oer-menselijke behoefte aan veiligheid en rechtvaardigheid, zelfs om leven en dood. Maar toch, wie verder wil komen met iemand tegenover zich, helpt zichzelf door soms een stapje terug te zetten en even niet vanuit de hoogste emotionele registers de ander omver probeert te blazen. Maar bij zichzelf te rade gaat: waar gaat het mij nu eigenlijk echt om? En hoe zit dat bij diegene tegenover wie ik sta, of die naast me zit? Wat zou die nu eigenlijk belangrijk vinden? Wat helpt ons verder? Wat laat ik los?
Wat helpt ons verder? Wat laat ik los?
Als subtitel koos PAX-vieren (het blad dat PAX heeft uitgebracht voor vieringen in de Vredesweek) voor ‘Samen door een deur’. Een beetje verwarrend, twee thema’s door elkaar. Misschien helpt dat tweede thema ons in onze gemeenschappen en verbanden nog het meest, als we weer in een of andere patstelling belanden.
Zeker in doopsgezinde kringen vinden we het soms heel lastig, en zelfs pijnlijk, te ontdekken dat onze broeder of zuster er een andere mening of overtuiging op na blijkt te houden dan wijzelf. De gemeente ervaren we het liefst als plaats van eensgezindheid, van Enigheid zelfs, met hoofdletter ‘E’. De vraag is alleen of die verwachting realistisch is. Wel zouden we ‘één’ kunnen zijn in een gezamenlijke inspanning om elkaar te verstaan en te begrijpen. In een gezamenlijke trouw: dat je de ander niet van je af zult stoten omdat die een zaak anders beziet. Misschien is het in deze tijd al heel wat als je met elkaar een gemeenschap bent waarin mensen van mening verschillen, maar wel met elkaar ‘door een deur kunnen’.
‘Je hoeft niet met elkaar op vakantie hè?!’, zei ik weleens als gemeentepredikant. Wanneer discussies in doopsgezinde gemeenten (of waar dan ook) al te hoog oplopen, is dat soms een ontnuchterende, maar helpende conclusie: je hoeft niet met die ander op vakantie – wekenlang samen doorbrengen in een tentje bij regenachtig weer… Samen ‘door een deur kunnen’ is al heel wat.
Tekst: Iris Speckmann
Beeld: Len Munnik/PAX